Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA9960

Datum uitspraak2000-12-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers141087 / JE RK 00-1113
Statusgepubliceerd


Uitspraak

DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM vijfde kamer voor burgerlijke zaken Datum uitspraak : 28 december 2000 Zaak/rekestnummer : 141087 / JE RK 00-1113 BESCHIKKING van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarigen: [naam] geboren te [plaats] op [datum] en [naam] geboren te [plaats] op [datum] kinderen van [naam ouders] wonende [adres] PROCESGANG De kinderrechter verwijst naar de stukken, waaronder de beschikking van 14 december 2000, waarbij het verzoek tot ondertoezichtstelling van bovengenoemde minderjarige is afgewezen en de beoordeling van het verzoek tot veroordeling van de Raad voor de Kinderbescherming in de proceskosten is aangehouden. OVERWEGINGEN De kinderrechter verwijst naar en neemt over hetgeen in haar beschikking van 14 december 2000 is overwogen en beslist. Hoewel ongebruikelijk in het kader van een beslissing over een verzoek tot ondertoezichtstelling, biedt artikel 429k RV wel de mogelijkheid een proceskostenveroordeling uit te spreken. De aard van een verzoek tot ondertoezichtstelling leidt ertoe dat bij een afwijzing van dat verzoek behoedzaam met het middel van kostenveroordeling dient te worden omgegaan. Voorkomen moet worden dat de Raad voor de Kinderbescherming door het risico van kostenveroordeling te terughoudend wordt met het indienen van verzoekschriften tot ondertoezichtstelling. Anderzijds hebben ouders/verzorgers van minderjarigen er belang bij dat geen verzoek tot ondertoezichtstelling wordt ingediend wanneer geen of onvoldoende gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Bij een verschil van mening terzake tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de ouders/verzorgers komt pas bij de behandeling van het verzoekschrift ter zitting vast te staan of de vereiste gronden aanwezig worden geacht. Indien ouders/verzorgers een raadsman/-vrouw hebben ingeschakeld om hun mening op de zitting naar voren te brengen, hebben zij daarvoor soms aanzienlijke kosten moeten maken. Bij afwijzing door de kinderrechter van het verzoek tot ondertoezichtstelling, kan het redelijk zijn aan de ouders/verzorgers een vergoeding toe te kennen voor de proceskosten die zij hebben moeten maken. Daarvoor is in elk geval reden als die gronden reeds bij de indiening van het verzoek geacht moeten worden niet aanwezig te zijn geweest. In het onderhavige geval is vanaf de indiening van het verzoekschrift onduidelijk geweest of een ondertoezichtstelling nodig was om de hulpverlening aan de minderjarige voldoende te kunnen waarborgen. In feite was daarmee onduidelijk of er gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig waren. In die situatie is de kinderrechter van oordeel dat er reden is het verzoek tot kostenveroordeling toe te wijzen. Bij de bepaling van de hoogte van de kosten zal aansluiting worden gezocht bij het gebruikelijke tarief in burgerrechtelijke zaken. Dit leidt tot toewijzing van een bedrag van f. 1.720,--. BESLISSING Veroordeelt de Raad voor de Kinderbescherming in de kosten van de procedure en stelt deze vast op f. 1.720,--. Gegeven door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, kinderrechter, in bijzijn van de griffier. Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen twee maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Den Haag.